woensdag 30 november 2016

TOON HERMANS ZAG HET BIJ KARL VALENTIN. Van vioolkistsleutel tot tennisracket

Een van de door vakgenoten meest bewonderde acts uit de one-manshows van Toon Hermans is de scène waarin hij toneelmeester Johnny (John van Elk) vraagt om zijn tennisracket eens even te halen. John krijgt de autosleutels mee en het wachten begint. Minuten van ‘niks’, waarin Toon de zaal tot grote hilariteit weet te brengen door de wijze waarop hij zijn langzaam opkomende ongeduld en niet-begrijpen zonder een woord te spreken tot uitdrukking brengt. Meesterlijk, en dat op vele niveaus.
Over Toons omgang met ‘niets’, soms ook zijn omspelen van ‘het niets’, zoals in deze vrijwel woordenloze conference, valt heel veel te zeggen, zolang het maar niet te zwaar wordt aangezet en de hoofdletter N achterwege blijft.
Zo kan het gebeuren dat je na het zien van Toons wachten, een in het duister tasten waarin na een paar minuten ook een lichtjes existentiële vraag begint te schemeren, even aan de grote toneelschrijver Samuel Beckett denkt en aan diens Wachten op Godot.
Al is het nu misschien eerder Godot, in de persoon van Toon, die zelf wacht. Die wacht op de mens die een opdracht heeft gekregen en misschien niets meer van zich laat horen.
Denk het en vergeet het.
Al kom ik er later nog eens op terug.

Uit: Ter kennismaking. Karl Valentin.
Samengesteld door Pieter Cramer
Uitg. Horus, Den Haag, 1982.

Tijdens een van mijn onmoetingen met Toon, aan de beroemde keukentafel in Bosch en Duin, vertelde hij over zijn bewondering voor de vooroorlogse Beierse komiek, schrijver en filmregisseur Karl Valentin (1882-1948). Die kende ik een beetje. In 1999 had ik een citaat van Karl Valentin uit diens sketch Die alten Volkssänger, als motto gebruikt bij een lang gedicht met de titel Legende: ‘Na, so gscheit bin i eben net –/ drum hab ich mich auf dich verlassen’.
Toon bezat een boekje over Karl Valentin, waarvan ik helaas de titel en de naam van de auteur vergeten ben. Je moet zoiets meteen opschrijven natuurlijk.
Hij liet het me zien omdat hij de benadering van Valentins theaterkunst, zoals hij die in dat boekje had aangetroffen, bijzonder aantrekkelijk vond.
Tijdens zijn optredens in München, aan het begin van de jaren zestig, bezocht Toon het kleine aan Karl Valentin en zijn artistieke partner Liesl Karlstadt gewijde museum in een toren van de Isarpoort. Jacques Klöters schrijft daarover dat wat hij daar zag grote indruk op hem maakte. ‘Toon herkende meteen diens genialiteit. Hij was de Buziau van München geweest. Zijn monologen brachten Toon weer op ideeën,  maar vooral zijn uiterlijk, zijn bizarre gestalte, intrigeerde hem.’ (Jacques Klöters, Toon. De biografie. Amsterdam, 2010, 257.)

Toen ik me onlangs wat meer in het werk van Karl Valentin verdiepte, merkte ik op dat Toon voor zijn wachten-op-Johnny-met-de-tennisracket in Valentin een voorbeeld heeft gehad.
In de film ‘Ein verhängnisvolles Geigensolo’ uit 1936 wacht een violist op de terugkeer van een assistent.
‘Een klein momentje, dames en heren. Hij gaat alleen de sleutel van mijn vioolkoffer even halen. Hij is zo terug. Zal zo terug zijn.’
Quod non.



Wie Karl Valentin in deze rol bezig ziet (in het Youtubefilmpje vanaf ongeveer 1’50’’) merkt natuurlijk meteen ook de grote verschillen op. Bij Valentin maakt het wachten deel uit van een langere komische sequentie. En het wachten is van kortere duur dan bij Toon.

Ook als we in een vergelijking verdisconteren dat Karl Valentin zijn wachten op de sleutel al zoveel decennia geleden bedacht heeft en gespeeld: Toon heeft de lach- en betekenismogelijkheden van die ‘voorbeeldscène’ weten uit te bouwen tot een onvergetelijke act. Met een uniek soort durf en expressie. En grandioos getuigend van zijn veelgeprezen, ongeëvenaarde gevoel voor timing.