dinsdag 9 februari 2016

Struga Poetry Evenings 1982 - Soirées poétiques de Struga 1982

In augustus 1982 nam ik op uitnodiging van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk – in het kader van het Nederlands-Joegoslavisch Cultureel Uitwisselingsprogramma – deel aan de Struga Poetry Evenings (Macedonië).
Ik hield er een dagboekje bij, dat ik onlangs terugvond. 
Helaas zijn de foto’s die ik destijds maakte nog niet opgedoken uit de baaierd van een tamelijk slordig beheerd archief.


Woensdag 25 augustus
Gevlogen 07.15 Beek – Schiphol. Schiphol – Belgrado 10.03 met DC-9 City of London, vertrokken met ruim een half uur vertraging als gevolg van een ‘kleine technische storing’ (vervanging computer noodzakelijk).
Tussenstop in Zagreb, plaatselijke tijd 10.34. Het vliegtuig blijft hier om reguliere redenen circa drie kwartier aan de grond. Wat bij landing meteen opviel was een groot aantal (militaire?) helicopters in een uithoek van het vliegveld. 10.58: We blijven geen drie kwartier, maar vertrekken nu al om, naar de stewardess laat weten, de verloren tijd in te halen.
Belgrado 17.40. Het vliegtuig naar Ohrid, dat om 17.30 had zullen vertrekken, heeft voorlopig een half uur vertraging. Ik heb vrijwel de hele middag doorgebracht in het gezelschap van twee Franse dichters (Frankrijk heeft niet minder dan 6 dichters afgevaardigd, ik ben de enige Nederlander) en een jonge schrijver uit Senegal.

Bij aankomst in Belgrado, om half 12, enige verwarring. Bij de ‘Welcome’-desk, waarnaar we door de organisatie van de Struga Poetry Evenings per brief verwezen waren, wist men van niets. Later verscheen er dan toch een officieel iemand die onze bagage voor de binnenlandse vlucht naar Ohrid op de juiste bestemming liet bezorgen en ons meenam naar het vliegveldrestaurant. Eenvoudige smakelijke maaltijd met zeer zoet gebak na. De dichter uit Senegal, Amadou Lamine Sall, gaat nu voor de tweede keer naar Struga. Ervaart dat bijna als ‘trop de bonheur’, is zeer enthousiast over vorig jaar. (Als ik afga op zijn beschrijving heeft hij toen waarschijnlijk Martin Reints ontmoet.)
Een van de Franse dichters heet Serge Brindeau en is leraar filosofie aan een lycée.

18.08: Zo te zien is ook dit een DC-9. Opeens valt me op dat de boordradio een melodie laat horen waarop ik inwendig meezing ‘L’important, c’est la rose’. Het heeft op wonderlijke wijze iets te maken, denk ik, met het feit dat Serge Brindeau in het restaurant zo zijn best had gedaan de kwijtgeraakte roos die een vrouwelijke collega bij zich had, via de ober terug te vinden. De roos bleef echter spoorloos. Later zag ik hem met zelfs 4 of 5 rozen rondlopen. Gebaar van de ober!
18.25: Vertrek naar Ohrid. Duur van de vlucht: 50 minuten. Hoogte: 10 km. Heel mooie wolkenpartijen, met daaronder vaak enkele eenzame wolkjes, waardoor je omlaag kijkend soms even het idee krijgt dat je in water kijkt waarin wolkjes zich weerspiegelen. Na de landing wordt door een deel van de inzittenden geapplaudisseerd.
De aankomst in Ohrid had iets merkwaardigs. We moesten langs een rijtje handenschuddende officials. Fotografen. Meisjes van 12, 13 jaar bieden rode anjers aan.
Met de bus naar hotel Drim in Struga, ruim tien minuten rijden. Ruime kamer met douche en wc.
Gegeten met de Franse dichters. Brindeau lijkt me een van de aardigste. Ook sympathiek: Jean l’Anselme. Na het eten met dit gezelschap even naar het meer gelopen. Donker, weinig te zien. Bootjes. Aan de overkant moet Albanië liggen. In het meer schijnt een unieke vis te leven, alleen daar. ‘Een levend fossiel.’ Het meer, de brug waarop voorgelezen gaat worden en het House of Poetry: alles ligt vlak bij het hotel.
Moe. Nog eventjes in de boeken kijken die wel als welkomstgeschenk hebben ontvangen. Tegen kwart voor 12, vlak voor ik in bed stapte, viel het licht uit.


Meer van Ohrid

Het meer vol glinsterende schubben:
maansikkel tussen vissen.

Boven het water vervalt de maan.
Toevlucht van vissen.

Uit ondergronds bron fossiele
vissen. Men kan hun leven missen.


Donderdag 26 augustus
Ik zit op een bank op de oever van de Drim. Zojuist even naar het centrum van Struga gewandeld, op zoek naar het postkantoor. Geld afgehaald en postzegels (20 van 3,50 dinar) gekocht. De postzegels waren goed voor 10 woorden, volgens de man achter het loket. Merkwaardig: de geldambtenaar zat niet achter glas, maar achter een stenen toonbank. De postzegelman daarentegen achter een piepklein luikje, waarvoor ik moest bukken om tegen hem te kunnen spreken. Je kunt aan zo’n man in zijn kleine hokje goed zien dat dit werk tot dwanghandelingen leidt (en in zekere zin ook daaruit bestaat). Toen hij voor iemand postzegels had geplakt op een luchtpostenveloppe, legde hij er aan de onderkant een gevouwen blaadje langs om te zien of hij de zegels ook wel naar behoren strak in één lijn had geplakt.
Wat mij op mijn korte wandeling naar het postkantoor opviel waren twee bomen waarop overlijdensannonces waren vastgeprikt. In het straatbeeld vallen vooral de oude mensen op: klein, bruin, tanig, donker gekleed. De mannen met zwarte mutsjes op, de vrouwen met een hoofddoek. In het Huis van de Poëzie, vermoedelijk de schouwburg, Een oor aan de grond, De gang, Hoofden en Het mijnmuseum afgegeven voor de expositie die men daar inricht van werken van de deelnemers. Ik had verzuimd ze op te sturen. Ook de meegebrachte vertalingen, gemaakt door Lela Zeckovic, zijn nu, denk ik, via een van de mensen die ik in het Huis aantrof, op de juiste plaats. Merkwaardig, maar ‘Klimvis’ * (met woorden als ‘gedolven vis’ – denk aan de ‘levende fossielen’ in het meer) zowel als ‘Op de brug’ lijken voor Struga geschreven. ‘Jong geroep, stemmen en spanen’: het is hier allemaal: de bootjes en jongens die in de Drim liggen te spartelen.
Zojuist kwam een vrouw twee vegers uitspoelen in de rivier.

17.00: Korte openingsmeeting van het festival. Ik zit achter een bordje ‘Holland’. Simultaanvertaling via draadloze koptelefoons. Aansluitend opening schilderijententonstelling en receptie. Gesproken met dichters uit India en Pakistan: Nilmani Rhukan en Ahmad Faraz. Een foto van Amadou Lamine Sall en mij, genomen direct na onze aankomst gisteren, lag voor 40 dinar te koop. Van de organisatie krijgen we 1000 dinar zakgeld (ongeveer 50 gulden).
Tijdens een voordracht van recente Macedonische poëzie zat o.a. Bogomil Djuzel op het podium, zodat ik hem later gemakkelijk kon herkennen aan de bar van het hotel. Aangename kerel. Ik kende hem van naam, hij is bevriend met H.v.d.W. en kent ook G.B. Korte gesprekken over die twee. Samen gegeten en daarna de middernachtelijke poëziesessie bezocht. Albanese ‘cognac’ en kletsgrage Engelse dichteres Jenny Joseph (de oren van het hoofd!).

Vrijdag 27 augustus
Aan het ontbijt Amadou ontmoet. Daarna met bussen naar een monastery. Amadou zeer wagenziek geworden, moest overgeven. Hij deed dat, mirabile dictu, met stijl: liep naar een riviertje, liet zijn maaginhoud door het water wegdragen en waste daarna zijn gezicht. Hij is van 1951, heeft een paar jaar les gegeven en werkt nu in Senegal op een ministerie. Naar eigen zeggen is hij secretaris geweest van de dichter Léopold Senghor, de eerste president van zijn land. Hij is niet getrouwd maar ‘heeft’ twee vrouwen en een baby van 6 maanden.
Ik kreeg van hem het lange gedicht Comme un Iceberg en flammes met hartelijke opdracht. Zag vanavond pas dat hij er de verkeerde naam in had geschreven: Tor Obrestad. Vijf minuten nadat ik tot Noors dichter was benoemd ontmoette ik de echte Obrestad in het gezelschap van Bogomil Djuzel. Boerenzoon. Marathonloper. Heeft in Ohrid gewoond. Schrijft ook verhalen, leeft van de pen.



In de bus Marcel Wauters ontmoet. Aardige man. Veel gepraat over Jan Hanlo en Louis Paul Boon, heeft beiden gekend. Boon zeer goed, Wauters heeft ook in Aalst gewoond.
Samen met Wauters, een Luikse dichter, Gaspard Hons, en een Macedonisch dame (Mira, vertaalster vanuit het Frans en televisiemedewerkster) aan een tafeltje bij het meer gezeten. Muziek, dans. Lunchpakketten van de organisatie, goede witte wijn uit de streek. Met mevrouw Mira onder andere over Den Doolaard gesproken, die in de late jaren dertig een tijdje in Ohrid gewoond heeft. Terug in hotel nog doorgepraat. Geslapen van 19.00 tot 21.00, daarna gegeten. Bediening slecht.

Zaterdag 28 augustus
Marcel Wauters even aan het ontbijt gezien. Was nog niet helemáál ‘bij’.
Gisteravond de ‘Midnight Poetic Session’ niet helemaal uitgezeten. Ook Amadou, met wie ik er was, hield het op zeker moment voor gezien. Luidruchtig, slecht luisterend publiek.

Symposium ‘Poetry Interpretation Today’.
Diverse sprekers. Enkele geluiden.
Volksrepubliek China (aanwezig met 4 dichters): Er is sinds 60 jaar sprake van een Nieuwe Poëzie, gevolg van de Democratische Revolutie. Daarvóór 2000 jaar ‘oude poëzie’.
Joegoslavië: Er is sprake van een ‘trahison des poètes’, dichters vermoorden de poëzie. Welke dichters? De aap komt uit de mouw met dit voorbeeld: Ernst Jandl, Laut und Luise. Literaire critici vermoorden de literaire kritiek wanneer ze dergelijke dichters volgen.

Ik trof Marcel Wauters in het kantoor van de organisatie, waar ik mijn vliegticket Skopje – Beograd ging regelen. Treurige geschiedenis: Wauters’ bagage is sinds zijn aankomst al zoek. Men heeft nu een paar hemden voor hem gekocht.
16.30: Op een terrasje. Gewandeld en gefotografeerd in Struga. Onder andere hoe men zijn fiets hier langs de stoep stalt, met één pedaal op het trottoir. Lang niet gezien, maar ik herken het beeld uit mijn kindertijd.

Zondag 29 augustus
Gisteravond met het hele gezelschap naar Ohrid geweest, waar in een 11e-eeuwse kerk een ‘poëtisch portret’ werd gepresenteerd van de Roemeense dichter Nichita Stanescu. S. las zijn tekst ‘Ars poetica’ voor (Engelse versie op stencil) met – soms – redenaarsallures, dezelfde waarmee ik hem hier ook zijn gedichten heb zien en horen voordragen.
Amadou was deftig Senegalees gekleed: een lang zwart gewaad over een zwart hemd en een witte broek. Ik meen dat hij het ‘nettie abdoe’ noemde en dat dat zoiets als ‘driedelig’ betekende.
Voor we naar Ohrid vertrokken had ik met hem en met de in Parijs wonende Macedonische Aurore, die hij hier had ontmoet, gegeten. Hij vertelde over zijn tragische liefde voor een getrouwde jonge vrouw in Dakar, die om hem een zelfmoordpoging had ondernomen. Ze had van haar man willen scheiden om met Amadou te trouwen, maar hij durfde niet. Hij was al vertellend zeer op dreef, snel sprekend, lyrisch. Als ik me niet vergis speelde hij een soort spel met onze tafelgenote: zij had hem kort tevoren eveneens over een onmogelijke liefde verteld en dat ‘spiegelde’ hij nu.

Vanochtend aan het ontbijt een neerslachtige Marcel Wauters. Mist zijn spullen nog steeds, en heel in het bijzonder zijn medicijnen, al zegt hij die niet per se nodig te hebben (hij heeft een leverontsteking gehad). Hij wordt ellendig van het heen en weer sjouwen naar het vliegveld om te informeren naar zijn bagage. Chaos. Wanneer hij naar het vliegveld belt, krijgt hij geen gehoor. Bestelt hij een taxi om ernaartoe te gaan, dan duurt het uren voor er een auto komt. In zijn koffer bevond zich o.a. een leesbril die aan een dierbare overledene had toebehoord.

Maandag 30 augustus
0.800 uur: In de bus die zometeen naar Kavadarci vertrekt. K. ligt, naar men mij vertelt, ca. 200 km. van Struga verwijderd. Er is daar een poëzielezing georganiseerd. Anderen vertrekken naar andere plaatsen, o.a. naar Skopje, waar het gezelschap vanavond weer verenigd wordt.

Gisteren 3 kwartier het symposium bijgewoond, daarna naar het meer gewandeld en ansichtkaarten geschreven. Foto’s gemaakt van het kerkhofje bij de moskee. Terug in het hotel bleken Gaspard Hons, zijn zoon, Marcel Wauters en mevr. Mira mij te zoeken omdat ze van plan waren in Struga te lunchen. Naar een idee van Hons: forel. Complete vissen op het bord, even een moeilijk moment. Overigens erg gezellig. Later voegde de Macedonische dichter X (naam niet goed verstaan) zich bij het gezelschap. Hij en/of Mira willen Wauters en mij dinsdag Skopje laten zien. Hons is dan al vertrokken. Mira heeft naar deze mij vertelde een relatie (gehad) met een vriend van Hons. Vandaar de speciale zorg, denk ik, die Mira aan Hons besteedt (en dus ook aan Marcel Wauters en mij).

Gistermiddag met de bus Ohrid bezocht. O.a. kerk met prachtige schilderijen (opzoeken in reisgids). Buiten twee graven, waarvan één met ijzeren hek omgeven en overwoekerd door groen. Soort wieg.
In Ohrid mooie hoofdstraat, geplaveid met grote gladde natuursteen. Twee bordjes: Hier spreekt men Nederlands en Ik spreek Nederlands.
Moslimbegraafplaats bij moskee. Gebouwtje met daarin twee rijen ‘kisten’ boven de aarde, met doeken erover: een soort handdoek over de voeten en een speciale doek bij het hoofdeinde. Ik schat: zeker 10 ‘kisten’. Daarachter in aparte ruimte zeker 6 hogere en meer versierde ‘kisten’. Ik vermijd het woord tombe omdat alles minder dicht, minder ‘verzegeld’ leek.

Gisteravond de lezing op de brug, rechtstreeks uitgezonden door radio en tv, 19.30-20.30. Gelezen: ‘Op de brug’ (in Struga in het Macedonisch vertaald op basis van een in Nederland door Lela Zeckovic gemaakte Servo-Kroatische vertaling). Tor Obrestad vertelde mij het volgende. Hij heeft enige jaren in Ohrid gewoond en beheerst het Macedonisch. Had een lang politiek gedicht in het Macedonisch. Problemen. De ‘vertaling’ zou niet goed zijn (maar was gecontroleerd door Bogomil Djuzel). Men wilde hem zijn gedicht niet laten lezen. Verwijzing naar Praag 1968. Met veel moeite en volharding is het hem toch gelukt het gedicht voor te lezen. Maar toen hij aan de beurt was, volgens de vastgestelde volgorde, riep men iemand anders op. Spannend. Zou men hem toch overslaan? Ik dacht: dat némen wij niet. Even later kwam hij toch aan het woord. Kort nadat hij had voorgelezen is hij weggegaan. Vergat zijn tas met geld etc. Ik heb de tas, tot zijn opluchting, meegenomen. Hij was nerveus geworden, zei hij. De spanning, de emotie waren hem te veel geworden.

Dinsdag 31 augustus
07.50: In de bus van Kavadarci naar Skopje na een traag opgediend ontbijt van dikke zwarte koffie, thee, jus d’orange en brood (met als het ware nageleverde boter en jam).
Gisteren om half 1 zijn we aangekomen in Kavadarci. Ontvangst in cultuurzaal ‘Tito, je blijft in ons hart’. Toespraakje door burgemeester en directeur van een ‘combinat’ (wijn, maar men houdt ook koeien). Kort bezoek aan de productieafdeling. Drank. Daarna naar hotel. Als kamergenoot de Oostenrijkse dichter Peter Tyran, vertegenwoordiger van een Kroatische minderheid in het Burgenland, ± 27, sympathiek. Spreekt Servo-Kroatisch en, iets minder goed, Macedonisch. Er stond een lezing op het programma voor 5 uur. Bij slecht weer (onweer dreigde) in de cultuurzaal, bij goed weer in een hoog gelegen park bij een partizanenmonument met een soort amfitheatertje ernaast. Het weer bleef goed. Gelezen: ‘Op de brug’ en, na een korte toelichting in het Frans (die door iemand vertaald werd), ‘Klimvis’. (De Macedonische vertaling van ‘Klimvis’ lag in Struga.) ‘Klimvis’ maakte indruk. Wat ik erover zei was: ‘Het is een gedicht over een stilleven met vis en fossiel van vis. En dus ook over de doden die wij ons herinneren.’

In Skopje vooral opgetrokken met Bogomil Gjuzel, Marcel Wauters en Lars Bäckström. Vanaf de lunch een ontspannen dag. Onder andere naar het op een heuvel gelegen museum voor moderne kunst geweest. 01.00 uur naar bed; om 05.00 uur naar het vliegveld.

----
* 'Klimvis' heette bij eerste publicatie, in Raster (1980): 'Naturaleza muerta'.